Links en rechts van me slaan de bliksems in de bergen. Ik rij over de hoogvlakte ten noorden van Taos. Die ochtend ben ik vertrokken uit Santa Fe met stralend weer maar in de bergen betrekt het snel. Tijdens m’n lunch toont buienradar dat ik waarschijnlijk precies tussen twee onweersstormen door kan rijden richting Denver. De hoogvlakte aan de zuidkant van de Rocky Mountains is 60 kilometer breed, leeg en omzoomd met besneeuwde bergtoppen. Er gaat een 160 kilometer lange, bijna rechte weg doorheen. Heel vreemd midden in de bergen. Het gevoel voor ruimte is onbeschrijflijk. Aan de oostkant liggen zandduinen tegen de bergen, al het stof van de hoogvlakte verzamelt zich daar.
Het onweer trekt van west naar oost en lijkt in eerste instantie op veilige afstand. De bui uit het westen komt echter sneller dichterbij dan ik gehoopt had. Een kwartier ben ik bang dat ik het niet ga redden, er vallen al wat dikke druppels op het vizier van m’n helm. Aan het eind van de weg zie ik in m’n spiegels de storm over de weg razen maar voor mij schijnt het zonnetje weer. M’n met kevlar gevoerde spijkerbroek is dan allang weer droog gewaaid.
“Hoe lang ben je daar mee doorgereden?” De servicemonteur van de motorverhuur in Denver kijkt me ongelovig aan. Hij denkt dat ik hem in de maling neem. Al vanaf de eerste dag brandt het ‘check engine’ lampje maar volgens de optimistische verhuurder in Boston kon ik er rustig mee doorrijden. “3600 mijl”, herhaal ik. Een kleine 6000 kilometer. “Geef dan maar snel je sleutels, dan zullen we meteen de waterpomp vervangen”, antwoordt de monteur. De motormaten zitten aan de andere kant van de Harley dealer op een bankstel te wachten op hun huurmotoren. Het beloofde uurtje worden er vier. Maar tegen het eind van de middag rij ik met een gerepareerde motor en twee verse banden samen met de jongens de spits van Denver in. Op weg naar het graf van Buffalo Bill, bekend van z’n Wild West shows, op de berg met uitzicht over de stad. Daar ligt hij begraven onder enkele kuubs beton omdat ze bang zijn dat fanatici uit Cody, de plaats waar hij vandaan komt, zijn stoffelijk overschot willen stelen.
In twee dagen rijden we naar het Mesa Verde National Park. Elke ochtend laat het beloofde zonnetje zich zien maar ’s middags stapelen de wolken zich tegen de bergen op en laten lokaal maar hevig water uit de lucht vallen. In het grote, open landschap tussen de bergen zien we die goed aankomen en weten we ze, met wat gedwongen pauzes, bijna allemaal te ontwijken. Op de op 3500 meter hoogte gelegen Monarch Pass is er geen ontkomen aan en krijgen we de volle laag. Steile bochtige afdalingen zijn al niet m’n hobby, maar met het kletsnatte wegdek en verse banden rij ik nog een versnelling lager dan normaal. Na Gunnison klaart het op en rijden we 50 spectaculair mooie mijlen door een vallei met western rotsen, een stuwmeer en hoge, besneeuwde bergen op de achtergrond.
Mesa Verde is een bijzonder National Park. Het landschap is een groen begroeide platte rotsvlakte, vandaar de naam ‘groene tafel’. In de hoogvlakte zijn echter canyons uitgesleten in het zandsteen. In de wanden hebben Pueblo indianen in de dertiende eeuw stenen nederzettingen gebouwd. Daar zijn er veel van bewaard gebleven omdat de indianen ze een eeuw later weer verlaten hebben, waarschijnlijk naar aanleiding van een 24 jaar durende droogte. We overnachten in het park, in de Far View Lodge die zijn naam volledig eer aan doet. Aan alle kanten kan je zeker 80 kilometer ver kijken. In het noorden de besneeuwde toppen van de Rockies, in het oosten de canyons en in het zuid-westen zien we een enorme rots in de vlakte staan. Even denken we dat we Monument Valley al kunnen zien maar het blijkt Shiprock te zijn.
De volgende ochtend besluiten we daar langs te rijden, op weg naar Utah. Dan kunnen we onderweg ook nog Four Corners meepakken. Dat is de enige plek in de USA waar vier staten op één punt bij elkaar komen, Colorado, New Mexico, Arizona en Utah. De weersvoorspellingen waren goed geweest maar onderweg zien we de ene na de andere onweersbui ontstaan. Four Corners is een ‘tourist trap’ met veel kraampjes waar toeristen geld uit de zak geklopt wordt. Daar zien we dat de bui, waar we net een staartje van meegepakt hadden, zich verder ontwikkelt en enthousiast zijn bliksems in de zuidelijker gelegen heuvels slaat. De marktkooplui leggen gehaast plastic zeilen over hun koopwaar. De motoren staan geparkeerd op harde zandgrond en we besluiten niet af te wachten totdat de bui dat omtovert in zompige klei. De wind trekt met grote vlagen aan en op weg naar Bluff moeten we regelmatig vechten om de motoren op de weg te houden.
In het motel aangekomen besluiten we dat we te huur zijn. Aangezien eigenlijk al onze motortrips rijkelijk voorzien zijn van hemelwater kunnen bestuurders van regio’s die kampen met droogte ons over laten komen. Regel maar motoren, onderdak en vliegtickets en wij komen rijden. Zelfs in de woestijn weten we het water uit de lucht op de grond te krijgen. De regenkleding en het goede humeur nemen we zelf mee.
Mesa Verde National Park
25°C, wisselvallig