“He, aan deze kant van de straat mag je geen gebruik maken van een GoPro”, zegt een man op leeftijd tegen me zodra ik de Harley parkeer bij het motel. Even ben ik in de war maar dan snap ik dat ik gedold wordt. Ray, zoals de man blijkt te heten is onder de indruk van m’n reisplan en nodigt me uit om een biertje te komen drinken met z’n maten. Die komen met z’n tienen tweemaal per jaar vanuit Maryland naar North Carolina omdat hier de wegen op de motor nu eenmaal het mooist zijn, volgens hen.
Het is een bonte verzameling motorrijders. De oudste is 80, de jongste mijn leeftijd. Ze geven me een blik bier. Daarna bieden ze me een Cubaanse sigaar aan die ik vriendelijk weiger. Er worden wat flauwe grappen gemaakt en zodra het ijs gebroken is blijken twee van hen gepensioneerde software developers. De oudste van het stel rijdt een BMW en traint nog een paar keer per jaar op een racebaan. Daar rijdt hij dan 160, het duurt even voordat ik realiseer dat dat in mijlen is. Om ons heen knipperen de vuurvliegjes.
“Het moet een vermogen gekost hebben om die motor zo lang te huren.” Dat klopt, knik ik. Chris, een ander uit het gezelschap, zegt: “Je had gewoon een aanbetaling moeten doen en hem dan in Seattle laten ‘repossessen’” Tja, in Amerika ben je blijkbaar zo rijk als dat je kredietlimiet gaat.
De afgelopen dagen heb ik de hele Blue Ridge Parkway gereden. Dat is een toeristische weg, aangelegd tussen het Shenandoah National Park en het Smokey Mountains National Park. De weg is 700 kilometer lang en maakt eigenlijk geen deel uit van de gewone infrastructuur. De weg kent nauwelijks rechte stukken en is bedoeld om toeristen langs de mooiste plekken te leiden van de Blue Ridge Mountains. De bouw is begonnen als een Keynesiaans werkverschaffingsproject in de jaren ’30 van de vorige eeuw. Het laatste stuk is gereed gekomen in de jaren 80.
Verbazingwekkend genoeg is er zelfs in het weekend maar weinig verkeer, naar Nederlandse maatstaven. Soms moet je op de rem voor een hert, soms voor een slome voorganger. De beloofde beren houden zich nog even verscholen. Met een minimum aan zijwegen en afslagen is het verleidelijk om iets harder te rijden dan de 45 mijl per uur die toegestaan is. Langs de route zijn verschillende bezienswaardigheden, die ik grotendeels voorbij rij. Ik ben er immers voor de weg. Zowat elke mijl is er een parkeerplaats om te genieten van de spectaculaire uitzichten. Ik neem drie dagen om de weg af te rijden en zelfs dan vervelen die niet, alhoewel ze weinig veranderen.
De mannen wensen me veel plezier en een veilige reis. Morgen, op weg naar Nashville, kom ik over The Tail of the Dragon. Een stuk weg van 11 mijl met 318 bochten. “You’ll have so much fun.” Ik ben benieuwd.
Robbinsville
24°C, overwegend zonnig